Pas toen de bekende hondendeskundige P.C.M. Toepoel het Markiesje noemde in het boek "Onze Honden" (druk 1969) kregen mensen (weer) interesse in dit ras.
Toepoel vermeldde over Het Markiesje: "Hoewel nooit meer op ras gefokt, ontmoet men ze overal nog, natuurlijk nooit meer zuiver."
Waarschijnlijk kan dit ras thans nog hersteld worden. Dit "thans" slaat op de eerste helft van de twintigste eeuw.
Mia van Woerden uit Boornbergum (zij heeft ook aan de opbouw van het Hollandse Smoushondje meegewerkt) startte een zoektocht naar elegante "spioenachtige" hondjes.
In het midden van de zeventiger jaren verschijnen een aantal artikelen in verschillende hondenbladen en kranten waaronder een artikel in de Hondenwereld van 1976 met de titel: een vergeten Nederlands ras, of "de Zwarte Parel" waarin Mia van Woerden mensen oproept mee te werken aan de opbouw van het ras Markiesje en vermeldt op zoek te zijn naar kleine staby of mollenhondjes, in Friesland meestal "bykes" genoemd met een hoogte van (bij voorkeur) 31 cm in de kleur zwart en zwart/wit.
In 1977 waren er verschillende mensen die belangstelling toonden om het Markiesje weer in ere te herstellen en men ging serieus op zoek naar goed gelijkende exemplaren waarmee gefokt kon worden.
De honden dienden wel vooraf aangekeurd te worden om te worden ingezet voor het terugfokprogramma.
Op de eerste bijeenkomst in 1977 worden veel "Markiesjesachtige" hondjes gekeurd waarbij het teefje Pom (door mw. M. Posthumus Meijes-Molière uit Frankrijk geïmporteerd en eigendom van Mieke van Ederen), veel aandacht trekt en uiteindelijk een zeer belangrijke stammoeder zal worden (met haar mooie nafok) voor de verdere opbouw van het ras. De eerste aankeuring in 1977 werd gedaan door mevrouw J.H.C. Brooymans-Schallenberg in motel Maarsbergen.
Genetische invloeden
Er werd in eerste instantie uitgeweken naar kruisingen met de Phalène en de Papillon. Ook met de Cavalier King Charles Spaniël werd geëxperimenteerd. Al deze kruisingen brachten echter niet het gewenste resultaat. Het Markiesje dat hier uit ontstond werd een bastaardvorm van al deze rassen zelfs ook nog met de daaraan rasgebonden afwijkingen.
Besloten werd om uitsluitend als genetisch basismateriaal de "Bykes" uit Friesland te gebruiken (kleine Stabyhouns of mollenhondjes). Deze hadden een afhangende staart en (waarschijnlijk niet raszuiver) Markiesachtig voorkomen.
Op 2 april 1979 werd het eerste, volgens een opgesteld plan, gefokte nest geboren. De ouders waren Skippy del Campo Albir (een bonte vondeling op een Spaanse camping) en Barry (een teefje dat gevonden werd in Lelystad).
Zoals eerder vermeld waren er verschillende mensen die belangstelling toonden om het Markiesje weer in ere te herstellen en een zoektocht naar goed gelijkende exemplaren waarmee gefokt kon worden blijft tot heden bestaan. De honden dienden (en dienen) altijd wel vooraf aangekeurd te worden om te mogen worden ingezet voor het terugfokprogramma. Het terugfokprogramma en bijhorende groep geïnteresseerden in het Markiesje resulteert uiteindelijk op 24 juni 1979 in oprichting van de rasvereniging Vereniging voor liefhebbers van het Markiesje, later de Nederlandse Markiesjes Vereniging.
In 1980 werd een concept rasstandaard opgesteld onder leiding van keurmeester Jettie Alberts en goedgekeurd door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Met enkele fokkers werd tevens een fokreglement samengesteld die tijdens een Algemene Ledenvergadering van de rasvereniging werd goedgekeurd.
Met de Raad van Beheer werden afspraken gemaakt om het Markiesje te gaan tatoeëren.
In oktober 1981 werd een begin gemaakt met het registreren en tatoeëren van alle ouderhonden, pups en Markiesjesachtige honden (nieuwkomers) die bij de vereniging werden aangemeld. Als eersten werden de eerder genoemde Pom en haar vier nazaten in oktober 1981 getatoeëerd door de Raad van Beheer.
De keurmeesters in die beginperiode waren mevrouw J.H.C. Brooymans-Schallenberg, mevrouw T. Boltjes en mevrouw Ph. Heerkens-Verschuren hebben intensief overleg gevoerd over het terugfokprogramma van het Markiesje. Later werden daar de heer P.G.M. Prins, de heer P. Burema, mevrouw M.C. Visser-Seltenrijch en mevrouw J. Toebak-van Valkenburg aan toegevoegd.
Tijdens de ontwikkeling van het ras zijn er meerdere bijeenkomsten geweest met keurmeesters en besprekingen met de Raad van Beheer over de erkenning van het Markiesje en het openstellen van een Voorlopig Register. Op 7 maart 1996 verleende de Raad van Beheer haar goedkeuring hiervoor en op 3 december 1998 werd besloten om per 1 mei 1999 het Markiesje als Nederlands ras te erkennen.
De eerste aankeuring voor het Voorlopig Register leverde maar liefst 139 honden op die officieel in het Voorlopig Register van de Raad van Beheer werden opgenomen en waarvoor V.R. registratiebewijzen werden afgegeven.
Huidige stand van zaken
Inmiddels zijn er (2021) zo'n 3300 honden geregistreerd en wordt het aantal in leven zijnde Markiesjes op meer dan 2000 geschat.
Het Markiesje behoort tot rasgroep 9 van de gezelschapshonden.